Mechelen, 1
januari ’21
Liefste vrienden
* langgerekte zucht *
Waar te beginnen.
Bij het schrijven van een verse
nieuwjaarsbrief herlees ik steeds de brief van vorig jaar. Oh mijn lief
zomerkind, wat had je toen nog grote dromen. En jij maar denken dat 2020
formidabel ging worden. De overmoed druipt eraf. Waar zat je met je gedachten.
Ga toch zitten, klein meisje. Wat weet jij nu van het leven.
Te negatief? Oké, schrap het
voorgaande. Sta me toe om opnieuw te beginnen.
Ik las in een krantenartikel - correctie,
ik las in de titel van een betalend krantenartikel op mijn facebookwall – ik
las dat er na dit alles een periode van feest- en zwelgpartijen voorspeld
wordt. Een nieuwe Roaring Twenties zeg maar. Hebben die sappige krantenkoppen
even geluk dat die pandemie nu maar pas komt en niet in de jaren 2010. De
vergelijking had helemaal niet zo poëtisch geklonken. De Roaring Twenties.
Klinkt dat niet geweldig? Of althans, dat denk ik toch aangezien mijn kennis
louter gebaseerd is op The Great Gatsby, de film, niet het boek. En misschien
nog belangrijker, mijn kennis is hoofdzakelijk gebaseerd op de clip van “A
little party never killed nobody” van Fergie. De Roaring Twenties, ik ben er klaar voor,
2021. Hoor mij aanstormen. Voel mij brullen. Zie mij donderen. Oh ja hoor, hier is ze dan weer met haar positieve
metaforen en bombastisch taalgebruik. Nuchtere negativiteit en stille tranen
zijn voorbestemd voor eenzame avonden en beiden hebben we de laatste maanden
genoeg gehad.
Om niet te vervallen in te veel
teleurstelling, want ook dat hebben we de laatste maanden genoeg gehad, zal ik
mijn bombastische metaforen presenteren met een plan A en een plan B. Plan B
zal -excusez le mot- coronaproof zijn. Probeert u alvast de braakgeluiden te
onderdrukken bij het horen van het woord “coronaproof”.
Zal ik anders beginnen met plan B zodat we de teleurstelling al sneller kunnen
verwerken? Plan B schuif ik op de lange baan. Over plan B maak ik me ’s nacht
wel zorgen. Wanneer ik niet kan slapen door alle geluiden in mijn hoofd,
wanneer ik niet kan ademen door alle druk op mijn borstkas. Over plan B doe ik
wel eens een zoom-meeting. Wanneer? Maakt niet uit. Ik kan altijd. Ik heb geen
plannen meer.
Te negatief? Plan A dan maar: Beeldt u zich Mechelen even in als het Parijs van
de jaren ’20. De Sint-Romboutstoren doet dienst als een obese versie van la
Tour Eiffel. Als ware bohemiens flaneren we bij dage over de Ijzerenleen,
rechtgehouden door een beker koffie langs de ene kant en een ingehaakte arm
langs de andere. Bij nachte dansen we met flapperende rokken op de toog van
eender welk café. Keuze genoeg want ze zijn allemaal open. We smijten ledematen
onvermoeid de lucht in en we gooien schaterlachend onze hoofden in de nek. We
praten en palaveren, kletsen en keuvelen met onbekende pseudo-intellectuelen.
Door te dansen en te lachen leggen we dekens over alle pijnen die we op dat
moment voelen. Wij maken kunst als nooit te voren. We schrijven, zingen, spelen
in grote zalen die toch benauwd aanvoelen. Wij zijn onsterfelijk en immoreel.
Eigenlijk is alles goed, zolang we
maar het voornaamwoord ‘we’ kunnen blijven gebruiken en ik niet terug ‘ik’
word. Alles wat we nu doen, is voor ‘wij’, voor ‘ons’, voor vrienden. Dit alles
is voor de vrienden die samen in lockdown gaan, de vrienden in warme
tuinhuizen, de vrienden die in stilte staren terwijl je huilt op videocalls.
Dit is voor de vrienden die gaan muurklimmen ook wanneer iedereen hoogtevrees
blijkt te hebben, de vrienden die het leed verzachten met liters uithaalkoffie.
Dit is voor de vrienden die ook vragen en niet alleen antwoorden. Dit is voor
de vrienden die er waren en de vrienden die bleven. Ik hef mijn glas Leonardo
DiCaprio-gewijs op jullie, je weet wel zoals in die ene film. Ik weet niet of
2021 fantastisch zal worden. Maar dat jullie dat zullen zijn, weet ik wel. Ter
ere van jullie, zal ik, excuseer, zullen wij die eerste dansplaat opleggen.
Gros bisous,
Uw kapoen en immer uw vriend
Eva