Vera's coronieken: Een feuilletonroman
Aflevering 1
Aflevering 1
“Nee meneer, een bloedonderzoek is echt niet nodig.” Vera
zuchtte en keek de man op het ziekenhuisbed met een weemoedige blik aan. Twee
uur geleden was hij hier binnengebracht met koorts, een hoest, pijn achter de
ogen en moeilijke ademhaling. Alle symptomen van een gewoon griepje dus. De
afgelopen drie kwartier was Vera bezig geweest met hem gerust te stellen op
haar eigen onbeholpen manier. Dat wil zeggen; door te zuchten en te puffen en
af en toe, als ze dacht dat hij niet keek, een rollende beweging met haar ogen
te maken naar collega-verpleegster Sonja. De man antwoordde volhardend dat hij
toch een onderzoek wenste. Hij had immers
op het nieuws gehoord dat er een nieuw virus in China woekerde en hij
zou, volgens hem, alle symptomen vertonen. Sonja was intussen ook aan het bed
van de man komen staan en ging honend mee in zijn verhaal. “Het zal toch niet
waar zijn, een virus uit China. Ik werk hier ondertussen al 21 jaar op deze
dienst, meneer. Om de zoveel tijd verzinnen die Chinoeters wel een of ander
virus om ons te stuipen op het lijf te jagen. Sars, de Vogelgriep, en nu dat
Coronagedoe.”
De man werd bozer met de minuut en riep in een hoestbui dat hij de hoofdverpleegster wilde spreken. Dat stak bij Vera. Tot drie maanden geleden was zij de hoofdverpleegster, maar na enkele anonieme klachten werd die titel van haar afgenomen en aan die trut van een Cindy gegeven. Het ding, Cindy dus, was jong, vriendelijk, van nature blond en sympathiek. Alles wat Vera niet was.
Vera moest het onrecht, de degradatie, de muiterij wel met lede ogen aanzien. Wat kon ze anders doen? Ze had de fut niet meer om elders in een nieuw ziekenhuis met nieuwe collega’s te beginnen. Ze onderging haar lot in stilte. Of toch grotendeels in stilte. Tegen Sonja zeurde ze minstens een keer per dag over hoe zij het beter zou doen en het bestuur van het ziekenhuis werd sinds de muiterij bestookt met anonieme e-mails die ofwel klachten over Cindy ofwel lofzangen op Vera bevatten. Vera ontdekte ook dat haar oude badge nog werkte bij de toegangspoortjes tot het ziekenhuis. Hoewel ze een nieuwe plastic kaart met haar nieuwe functie kreeg, bleef ze steevast haar oude badge gebruiken. Elke ochtend wreef ze kort over het vetgedrukte woord “hoofdverpleegkundige” en staarde trots terug in de ogen van de vrouw met kortpittig kapsel en pronte Vlaamse kin die op de foto stond.
De man werd bozer met de minuut en riep in een hoestbui dat hij de hoofdverpleegster wilde spreken. Dat stak bij Vera. Tot drie maanden geleden was zij de hoofdverpleegster, maar na enkele anonieme klachten werd die titel van haar afgenomen en aan die trut van een Cindy gegeven. Het ding, Cindy dus, was jong, vriendelijk, van nature blond en sympathiek. Alles wat Vera niet was.
Vera moest het onrecht, de degradatie, de muiterij wel met lede ogen aanzien. Wat kon ze anders doen? Ze had de fut niet meer om elders in een nieuw ziekenhuis met nieuwe collega’s te beginnen. Ze onderging haar lot in stilte. Of toch grotendeels in stilte. Tegen Sonja zeurde ze minstens een keer per dag over hoe zij het beter zou doen en het bestuur van het ziekenhuis werd sinds de muiterij bestookt met anonieme e-mails die ofwel klachten over Cindy ofwel lofzangen op Vera bevatten. Vera ontdekte ook dat haar oude badge nog werkte bij de toegangspoortjes tot het ziekenhuis. Hoewel ze een nieuwe plastic kaart met haar nieuwe functie kreeg, bleef ze steevast haar oude badge gebruiken. Elke ochtend wreef ze kort over het vetgedrukte woord “hoofdverpleegkundige” en staarde trots terug in de ogen van de vrouw met kortpittig kapsel en pronte Vlaamse kin die op de foto stond.
Het was dinsdag 10 maart 2020 en het was nu twee weken geleden
dat Vera had geantwoord “daar spreekt u nu mee, meneerke.” op de eis van de man om de hoofdverpleegkundige te zien.
Ze had hem terug naar huis gestuurd, zonder medicatie, zonder mondmasker,
zonder diagnose. Toen Vera die dinsdagochtend met haar badge de
toegangspoortjes van het ziekenhuis wilde openen, lukte dat niet. Ze vloekte in
zichzelf. Het zal toch niet waar zijn. Hebben ze dan eindelijk hun systeem
up-to-date gebracht? Ze rommelde in haar zak, maar deed zich eerst pijn aan die
twee domme plastic aanhangsels waarmee je de zak aan je bagagedrager kon
vastmaken. Natuurlijk had Vera zo’n tas die ook als fietszak kon fungeren.
Helemaal onderaan vond ze haar nieuwe badge, maar ook die bleek niet te werken
toen ze hem boven de scanner hield.
“Oh Vera, je bent er al? Dat had ik niet verwacht,” achter haar hoorde Vera de onaangenaam zachte stem van Cindy. Cindy keek haar aarzelend aan. “Ik doe de poortjes wel even open zodat je binnen kunt. Maar je wordt per direct bij de directeur van het ziekenhuis gevraagd,” zei Cindy. “Waarom moet dat dan wel?” vroeg Vera. Cindy trok haar schouders op, glimlachte gewrongen en wandelde snel weg.
“Oh Vera, je bent er al? Dat had ik niet verwacht,” achter haar hoorde Vera de onaangenaam zachte stem van Cindy. Cindy keek haar aarzelend aan. “Ik doe de poortjes wel even open zodat je binnen kunt. Maar je wordt per direct bij de directeur van het ziekenhuis gevraagd,” zei Cindy. “Waarom moet dat dan wel?” vroeg Vera. Cindy trok haar schouders op, glimlachte gewrongen en wandelde snel weg.
Toen ze werd binnengeroepen in het kantoor van de directeur
trof Vera hem daar roodaangelopen aan. “Ik ga er geen doekjes om winden, Vera.
Ik heb andere katten te geselen. Zegt de naam Patrick Govaerts u iets?” “Euh,
nee, niet dat ik weet,” antwoordde Vera. De directeur zette zijn zin verder: “Ik
krijg hier net telefoon van het UZ Leuven dat de heer Govaerts gisterenavond
overleden is aan de gevolgen van Covid-19. De eerste niet-bejaarde persoon in
België, Vera, en jij hebt hem twee weken geleden naar huis gestuurd en gezegd
dat er niets aan de hand is.” Vera’s ogen werden groot van ongeloof. Ze begon
meteen verhit te reageren maar de directeur onderbrak haar: “Ga naar huis.
Blijf daar. En dat ik u hier nooit meer moet zien.”
Wordt vervolgd …