zondag 1 januari 2023

Nieuwjaarsbrief 2023

 

Sint-Jans-Molenbeek, 1 januari 2023

Liefste vrienden

Op de gebogen planken aan Mamy’s bureau stond ooit een Newton’s cradle. Tussen het tinnen blikje met paarse hoestsnoepjes die veel te lekker waren en het portret van een streng kijkende voorouder hingen vijf kleine balletjes aan een koordje te wachten om in beweging gebracht te worden. Een Newton’s cradle is een toestelletje om de derde wet van Newton te illustreren. Kort door de bocht: op elke actie volgt een reactie. Wie zaait, die zal oogsten. Maar het is dat middelste balletje. Hoewel ze verslingerd is in het rikketikken, het ritme, het tikken, blijft het middelste balletje tevreden in evenwicht.

Ik ben verslingerd aan pendelen. Het ritme van fluovest aan en fiets op, roltrap stuk en spoorverandering, net te laat, niet op tijd, zitten of staan en dag in dag uit op dezelfde tegels trappen. Het pendelen is aan de durvers. De durvers die zacht doen, die zich vergevingsgezind laten meevoeren. Die in tram en metro één punt kiezen om zich op te focussen en toch altijd struikelen. Het is het dwalen dat aan de durvers is.

Wie ni waagt, die ni wint
wie ni zoekt, die ni springt.
Het zit ‘em in uw knieën
t is uw knieschijf die dat swingt.

We zijn ni week, we zijn niet zwak
het is met zachtheid dat ik snak.
Hangen in de bochten
oui, c’est moi la nouvelle vague.

In 2023, zet uzelf in beweging.

spring                 kets                     bots                     stuit

Wacht niet.                                    Leef u uit.


Ik wens u een swingend en verslingerend 2023.


Vanwege uw vriend en immer uw kapoen

Eva


zaterdag 13 augustus 2022

seizoen 02 episode 05

En hoe voelt dat om 25 te zijn?
Als mijn leven een toneelstuk of serie zou zijn – het is een serie, niet te hoog vliegen – dan zou je nu voelen dat er iets staat te gebeuren. Het decor is veranderd - niet veel maar toch-. Er zijn wat decorstukken verplaatst en ze pendelt nu naar het werk. Ze fietst twintig minuten en riskeert daarbij haar leven. Steekt – in gedachten – haar vuist op naar toeterende automobilisten en wankelt – net niet of net wel – over de tramsporen en borduren. Ze mist treinen – net niet of net wel – en voert dan lange monologen of staart uit het raam met een gepaste soundtrack. Ze verbreekt af en toe – knipoog – de vierde wand. Ze vertelt allesomvattende waarheden die ze zelf nog niet meegemaakt heeft. Ze wandelt op het ritme – uncle Johnny made my dress that cheap spandex she looks a mess – de trappen in het station af. Het kan alle kanten op nu. Misschien scheert ze zich kaal – lelijk - , raakt ze verslaafd aan heroïne of nog erger aan een man die koud en warm blaast – materiaal om over te schrijven-. Waarschijnlijk kabbelt het leven rustig verder en blijven dingen vertrouwd maar toch anders.

Ik zit in een vierde. Als ik de geromantiseerde versie van een honderdjarig bestaan nastreef toch. Statistisch gezien zit ik aan 29,73%. Maar ik ben ervan overtuigd dat ik niet bovengemiddeld ben, ook niet in levensverwachting. 31,6% dan maar. Een derde dus. Lichte knagende paniek dat je nog niets bereikt hebt in je leven, zo voelt dat om 25 te zijn. Hetzelfde als gisteren, zo voelt dat om 25 te zijn. Best wel fijn eigenlijk, zo voelt dat om 25 te zijn.


donderdag 24 februari 2022

Ochtendmist

 

Het licht springt aan en meteen lijkt het alsof de vloer harder plakt dan toen het nog donker was. Ik dacht dat ik er te oud voor geworden was. Dat ik feestjes minder en minder begon te missen. Het is een beetje zoals denken dat je over je ex bent. “Neen, ik mis hem echt niet. Dit deel van mijn leven is afgerond.” Maar dan laat je vier pinten door je keelgat glijden en blijkt je ruggengraat ergens samen met je waardigheid in een hoekje op die plakkende dansvloer te liggen.

Ik kijk diep in zijn ogen. Zijn pupillen hebben moeite om zich aan te passen aan het licht. Zijn lichaam heeft moeite om zijn verdronken evenwichtsorgaan terug aan de praat te krijgen. Mijn verdronken hersenen hebben moeite om zijn naam die hij een uur geleden nog in mijn oor fluisterde op te vissen.

Morgen zullen mijn lange haren ruiken naar zweet en dansen, naar sigaretten – echt maar eentje, ik ben gestopt – en slechte beslissingen. Morgen zullen mijn lange haren ruiken naar u. Totdat ik onder de douche sta en ik u samen met mijn hoofdpijn door het afvoerputje probeer te doen verdwijnen.

Met mijn hoofd in de wind en mijn haren in de wolken schiet ik jachtig door de ochtendschemer. De eerste vogels fluiten ongestoord de ochtendstond uit hun mond. Ze weten niet dat ik de nachtraaf ben. De dauw verzamelt zich op mijn bril, maakt mijn zicht nog meer troebel.

Niets klinkt mooier dan wanneer je
de ochtend mist.


zondag 9 januari 2022

Nieuwjaarsbrief 2022

 Mechelen, 9 januari 2022


Liefste vrienden 

 

“Maar Eva, gij ziet de dingen altijd zo groot maar gij doet ze zo onbenullig klein.”
Ik weet niet meer welke kwelduivel of angsthaas dit idee in mijn oor gefluisterd heeft. Want in 2021 wist ik soms niet meer exact te bepalen wat realiteit was. Mijn realiteit was de flinterdunne lijn tussen vallen en vliegen, extase en depressie, vergeten en koesteren.

Mijn grootheidswaanzin blijkt dus met een minderwaardigheidscomplex te zitten. Zit het geluk dan niet in de kleine dingen, zoals men beweert? Misschien. Als ge het juist aanpakt, kan geluk zitten in kaasschotels, gekleurde lampionnen, plezante video’s en dankbaarheid. Als ge uw eigen route uitstippelt, daar zit geluk in. Het is gemakkelijk om op zoek te gaan naar kruimels , om op uw stappen terug te keren. Hebt ge al gekeken waar ge het voor het laatst hebt gezien? Waar het uit uw handen viel of ge misschien zelf de grip verloren zijt? Misschien wilde ge wel dat iemand achter u liep, op uw schouder tikte en zei “Hé, dit is ook van u. Kom mee, we willen u erbij.”

Klein geluk zit in kleine kinderen. Of toch diegenen die delen van uw naam dragen. Al de rest – sorry -  daar zal dan wel geluk voor iemand anders inzitten. Uw metekind in uw armen, daar zit zeker geluk in. Alles is al gezegd geweest over dit soort geluk, maar het kan geen kwaad om het nog eens te herhalen. Dat klein kloppend hartje, warmte uit dat hoopje in uw armen en vooral die imposante onschuld. Toen Elliot voor het eerst in mijn armen lag, kon ik niets anders doen dan huilen. Huilen op een manier die hij nog niet kent. Dikke tranen lopen over mijn wangen omdat het leven voor hem nog zo simpel is. Hij kent alleen nog maar huilen voor honger of krampen en ik geef toe dat ik daar ook soms nog voor huil maar hij weet nog niet wat het is om te huilen van totale verslagenheid, van een diepgewortelde tristesse of van ontzag en schoonheid.

Klein geluk zit in zweterige dansen, gestolen blikken, hete chauffages, handen op het juiste moment op de juiste plek. Niet vasthouden als ge moet loslaten, daar zit geluk in. Voor een keer of voor de eerste keer niet halsoverkop vallen. Wel voet bij stuk houden om uw gevoel te volgen, ook als dat gevoel er niet is.

Het probleem is - denk ik - dat ik het kleine al te veel koester waardoor ik het grote vergeet. Met mijn grote en complexe woorden lijk ik de grote en complexe dingen te omzeilen. Want als ik lyrisch doe over de kleine dingen, kan ik de grote in een voetnoot zetten. Dan kan ik tussen de regels door verwijzen naar de honger naar meer, de ambitie naar groter, de wil om alles om te gooien. Als ik maar in grotesken blijf spreken over de geringe dingen des levens dan lopen de bijzonderheden op kousenvoeten de deur uit.

In 2022 blijf ik het kleine koesteren maar wil ik het grote niet uit het oog verliezen. Grote plannen maken en ze ook uitvoeren. De kleine dingen groot zien en de grote dingen nog grootser. Mijn leven in grandeur.

Vanwege uw kapoen en immer uw vriend

Eva

 



woensdag 11 augustus 2021

Ik verjaar niet graag

 

Ik verjaar niet graag. Van 13 tot en met 11 augustus hou ik van franjes en slingers, van toeters en spotlights. Ha! Kijk naar mij. Ik tap dans / dans tap op tafel en vertel een schuine mop. Hou van mij tot ik met een kromme wandelstok bij de nek van het podium word getrokken.

Maar niet op 12 augustus. Dat heeft, denk ik, te maken met hoge verwachtingen. Als je laag mikt, zijn alle uitkomsten beter. Op 12 augustus is mijn doel uit bed komen. Daar stopt het zo ongeveer. Vorig jaar werd ik op twaalf nul acht zwetend in een hittegolf wakker met harpcovers van happy birthday, gedichtjes en lichamen in letters gewrongen. Mijn doel was vorig jaar om vooral niet uit bed te komen. Soms kan dat dagen of weken het doel zijn.
Veel dingen blijken in golven te komen; hitte, corona, jezelf absoluut superkut voelen. Mama zag de bui vorig jaar al hangen en besloot dat al mijn vrienden optrommelen om ongemakkelijke video’s van zichzelf te maken goedkoper was dan een tienbeurtenkaart bij de psycholoog. Maar mama vergeet soms dat er golven zijn en gaat meteen van de zondvloed uit.

Randall Caesar zei in Zwijgen is geen optie  dat we gemaakt zijn om te drijven. Drijven is zo gecontroleerd, zo gracieus. Ik drift als wrakhout, verzwelg met mijn kop onder maar ik kom happend en hoestend terug. Verlies mezelf in slechte en in goede dagen. Maar wanneer de rust weerkeert, dein ik, tegen alle verwachtingen in, mee op de golven en sleur nog een drenkeling of twee mee. Totdat er een boot komt en ik laat u nooit los, ik beloof het. Gij plakt aan mij, pek aan veren. Ge breidt u uit, gitzwart verziekt gij al mijn fauna en flora en betovert mij met uw regenboogreflecties.

Maar nee, dit jaar geen golf, geen zondvloed, geen hitte, geen absoluutsuperkutgevoel. Wel nog corona. Verdorie.

Ik ben vanaf vandaag 24. Ik heb werk, ik betaal huur, ik doe mijn eigen was, ik spaar voor mijn pensioen. Ik ben jong, ik wil wat. Wat weet ik niet exact, maar fuck ik wil het graag. Ik heb lief, ik ben gelukkig. En als de golven weer komen, zal ik niet verkruimelen. Ik zal altijd overleven. Als Gloria*. Hoera! Hoera voor mezelf, van mezelf.

*Dat laatste is dus een referentie naar I Will Survive van Gloria Gaynor met een kwinkslag naar “In de gloria, in de gloooo-riiii-aaaa” maar ik weet niet of dat echt wel goed is doorgekomen en anders klinkt dat werkwoord “overleven” wel heel erg zwaarwichtig.





vrijdag 1 januari 2021

Nieuwjaarsbrief 2021

 

Mechelen, 1 januari ’21

Liefste vrienden

* langgerekte zucht *

Waar te beginnen.

Bij het schrijven van een verse nieuwjaarsbrief herlees ik steeds de brief van vorig jaar. Oh mijn lief zomerkind, wat had je toen nog grote dromen. En jij maar denken dat 2020 formidabel ging worden. De overmoed druipt eraf. Waar zat je met je gedachten. Ga toch zitten, klein meisje. Wat weet jij nu van het leven.

Te negatief? Oké, schrap het voorgaande. Sta me toe om opnieuw te beginnen.

Ik las in een krantenartikel - correctie, ik las in de titel van een betalend krantenartikel op mijn facebookwall – ik las dat er na dit alles een periode van feest- en zwelgpartijen voorspeld wordt. Een nieuwe Roaring Twenties zeg maar. Hebben die sappige krantenkoppen even geluk dat die pandemie nu maar pas komt en niet in de jaren 2010. De vergelijking had helemaal niet zo poëtisch geklonken. De Roaring Twenties. Klinkt dat niet geweldig? Of althans, dat denk ik toch aangezien mijn kennis louter gebaseerd is op The Great Gatsby, de film, niet het boek. En misschien nog belangrijker, mijn kennis is hoofdzakelijk gebaseerd op de clip van “A little party never killed nobody” van Fergie.  De Roaring Twenties, ik ben er klaar voor, 2021. Hoor mij aanstormen. Voel mij brullen. Zie mij donderen.  Oh ja hoor, hier is ze dan weer met haar positieve metaforen en bombastisch taalgebruik. Nuchtere negativiteit en stille tranen zijn voorbestemd voor eenzame avonden en beiden hebben we de laatste maanden genoeg gehad.

Om niet te vervallen in te veel teleurstelling, want ook dat hebben we de laatste maanden genoeg gehad, zal ik mijn bombastische metaforen presenteren met een plan A en een plan B. Plan B zal -excusez le mot- coronaproof zijn. Probeert u alvast de braakgeluiden te onderdrukken bij het horen van het woord “coronaproof”.
Zal ik anders beginnen met plan B zodat we de teleurstelling al sneller kunnen verwerken? Plan B schuif ik op de lange baan. Over plan B maak ik me ’s nacht wel zorgen. Wanneer ik niet kan slapen door alle geluiden in mijn hoofd, wanneer ik niet kan ademen door alle druk op mijn borstkas. Over plan B doe ik wel eens een zoom-meeting. Wanneer? Maakt niet uit. Ik kan altijd. Ik heb geen plannen meer.
Te negatief? Plan A dan maar: Beeldt u zich Mechelen even in als het Parijs van de jaren ’20. De Sint-Romboutstoren doet dienst als een obese versie van la Tour Eiffel. Als ware bohemiens flaneren we bij dage over de Ijzerenleen, rechtgehouden door een beker koffie langs de ene kant en een ingehaakte arm langs de andere. Bij nachte dansen we met flapperende rokken op de toog van eender welk café. Keuze genoeg want ze zijn allemaal open. We smijten ledematen onvermoeid de lucht in en we gooien schaterlachend onze hoofden in de nek. We praten en palaveren, kletsen en keuvelen met onbekende pseudo-intellectuelen. Door te dansen en te lachen leggen we dekens over alle pijnen die we op dat moment voelen. Wij maken kunst als nooit te voren. We schrijven, zingen, spelen in grote zalen die toch benauwd aanvoelen. Wij zijn onsterfelijk en immoreel.

Eigenlijk is alles goed, zolang we maar het voornaamwoord ‘we’ kunnen blijven gebruiken en ik niet terug ‘ik’ word. Alles wat we nu doen, is voor ‘wij’, voor ‘ons’, voor vrienden. Dit alles is voor de vrienden die samen in lockdown gaan, de vrienden in warme tuinhuizen, de vrienden die in stilte staren terwijl je huilt op videocalls. Dit is voor de vrienden die gaan muurklimmen ook wanneer iedereen hoogtevrees blijkt te hebben, de vrienden die het leed verzachten met liters uithaalkoffie. Dit is voor de vrienden die ook vragen en niet alleen antwoorden. Dit is voor de vrienden die er waren en de vrienden die bleven. Ik hef mijn glas Leonardo DiCaprio-gewijs op jullie, je weet wel zoals in die ene film. Ik weet niet of 2021 fantastisch zal worden. Maar dat jullie dat zullen zijn, weet ik wel. Ter ere van jullie, zal ik, excuseer, zullen wij die eerste dansplaat opleggen.

Gros bisous,

Uw kapoen en immer uw vriend

Eva



donderdag 12 november 2020

Vera's coronieken: aflevering 2

 

April 2021

Voor de vierde keer vandaag legt Vera verslagen haar gsm neer op het keukenaanrecht. Er nam alweer niemand op bij het onthaal van het ziekenhuis. Zouden ze haar smeekbedes om haar job terug te krijgen beu zijn? Misschien was ze er wel over gegaan bij die laatste vier hijgtelefoontjes. Hoewel, vandaag reageerde ook Sonja, Vera’s enige boezemvriendin en enige vriendin tout court, niet. Zelfs niet op het WhatsAppje dat Vera had gestuurd. Het was nochtans zo een tof bewegend prentje met een katje dat “take care” zegt. Het laatste wat ze had gehoord was dat alles in orde was op de covid-afdeling. Patiënten gingen aan een sneltempo naar huis. De curve was zo plat als een pannenkoek. Die zesde golf die iedereen verwachtte bleek niet te komen. Elke Vlaming snakte dorstig naar een terrasje in de zon en zat op hete kolen voor een barbecue met meer dan drie vrienden.

Had Vera tijdens de nazomer van 2020 geweten hoe haar leven er in de herfst en de winter zou uitzien, zou ze meer van de terrasjes geprofiteerd hebben. Op de vooravond van de nieuwe verstrengingen was ze nog naar Leuven gegaan. Gewoon, op haar eentje. Stiekem had ze gehoopt dat ze een tv-ploeg zou tegenkomen voor de vox pop. Je kent dat wel, de mening van de burger in de straat. Het was druk in Leuven, maar niet druk genoeg dat er iemand aan haar had gevraagd of hij aan haar tafeltje mocht bijschuiven.
Op de allerlaatste trein terug naar huis kijkt Vera … staart Vera naar de drie meisjes in de vierzit naast haar. De twee het dichtst bij het raam voeren een verhitte discussie. Hun lippen zijn verstopt achter hun mondmasker, maar hun wenkbrauwen en vurige ogen spreken voor zich. Vera kijkt, Vera staart naar het derde meisje die met haar hoofd op de schoot van een van haar vriendinnen ligt. Haar lichaam, opgekruld op het treinbankje, beweegt mee met het wagongewaggel. De vriendin kamt zachtjes door de wilde krullen van het hoofd op haar schoot. Vera maakt oogcontact en draait snel haar hoofd weg. Ze kijkt recht in de ogen van haar reflectie in het treinraam en voelt de koude die probeert binnen te dringen zachtjes haar wangen tikken.

Maar nu is het een nieuwe lente, een nieuw geluid en een nieuwe veiligheidsraad. Gedurende een hele week werd er druk gespeculeerd in praatprogramma’s en op het journaal. Zou de lockdown volledig voorbij zijn? Hadden we het virus overwonnen? Vera droeg haar eigen steentje bij aan het debat met een weloverwogen HLN-comment.

Met alle respect voor de politiekers he, ma nu zen ze het toch wa lang aant trekken. Ik staan zelf in de zorg en ge moogt gerust zijn, alle bedden zen leeg bij ons op de afdeling.

Op een ander artikel reageerde ze

Heb gemerkt dat dat applaus voor de zorg ni meer gebeurd. Spijtig. Ik staan zelf in de zorg en ge moogt gerust zijn, dat deed deugd zulle,,

Dat ze op dat moment al bijna een jaar ontslagen was uit diezelfde zorg, verzweeg ze. Niemand wist immers wie ze was op Facebook. Vera was zo klever om haar naam te wijzigen naar Ve Ra en had als profielfoto een Me To You-beertje. Haar privacy was beschermd.

Op de vooravond van de allesbeslissende veiligheidsraad wekt de jingle van het journaal Vera uit haar hazenslaapje. Ze was weggedommeld tijdens de aftiteling van Thuis, moe van het bellen naar het ziekenhuis. Ze lekt verward haar lippen nat die uitgedroogd waren van het slapen met wijd opengesperde mond. Een journaal op dit uur? “Goedenavond en welkom bij dit extra journaal naar aanleiding van de recente gebeurtenissen in ons land,” begroet Goedele Wachters gestresseerd haar kijkers. “Ik laat meteen het woord aan viroloog Marc Van Ranst,” vervolgt ze. Marc heeft voor de gelegenheid een nieuwe blitse trui aangetrokken, maar wat hij zegt, is net iets minder blits. Dat geheel onverwacht die zesde piek toch is gekomen. Dat er op 24 uur een recordaantal patiënten overleden zijn, de ziekenhuizen kunnen niet meer volgen, alle beademingstoestellen volzet. “Dat verklaart waarom ze daar niet opnemen,” mompelt Vera half luidop. Goedele vraagt aan Marc wat er nu zal gebeuren, maar hij zit met zijn mond vol tanden onthutst voor zich uit te staren.